The birds they sang
 At the break of day
 Start again
 I heard them say
 Don't dwell on what
 Has passed away
 Or what is yet to be
 Yeah the wars they will
 Be fought again
 The holy dove
 She will be caught again
 Bought and sold
 And bought again
 The dove is never free

Ring the bells (ring the bells) that still can ring
 Forget your perfect offering
 There is a crack in everything (there is a crack in everything)
 That's how the light gets in

We asked for signs
 The signs were sent
 The birth betrayed
 The marriage spent
 Yeah the widowhood
 Of every government
 Signs for all to see

I can't run no more
 With that lawless crowd
 While the killers in high places
 Say their prayers out loud
 But they've summoned, they've summoned up
 A thundercloud
 And they're going to hear from me

Ring the bells…

 

Anthem – Leonard Cohen   


"Vandaag was een Moeilijke Dag," zei Pooh.
 
 

Er was een pauze.
 
 

"Wil je erover praten?" vroeg Knorretje.
 
 

"Nee," zei Pooh na een tijdje. "Nee, ik denk niet dat ik dat wil."

"Dat is oké," zei Knorretje, en hij ging naast zijn vriend zitten.

"Wat doe je nu?" vroeg Pooh.

"Niets eigenlijk," zei Knorretje. "Maar ik weet wat Moeilijke Dagen zijn. En ik wil daar meestal ook niet over praten, op zo'n Moeilijke Dag. "Maar weet je," vervolgde Knorretje, "Moeilijke Dagen zijn zoveel makkelijker wanneer je weet dat er iemand voor je is. En ik zal er altijd zijn voor jou, Pooh."
 
 En Pooh zat daar zomaar wat te zitten, zijn heel Moeilijke Dag door zijn hoofd te malen, terwijl stevige, betrouwbare Knorretje zwijgend naast hem zat, te bengelen met zijn korte beentjes... En Pooh bedacht dat zijn beste vriend overschot van gelijk had.


De herberg

Dit mens-zijn is een soort herberg
Elke ochtend weer nieuw bezoek.


Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt
als een onverwachte gast.


Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij
zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.


Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase…….


De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns
en vraag ze om erbij te komen zitten.


Wees blij met iedereen die langskomt
de hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd

om jou als raadgever te dienen.

Rumi


Je bent
zo mooi anders
dan ik
 
Natuurlijk
niet meer of minder
maar
zo mooi anders.
 
Ik zou je nooit anders dan anders willen
 
Hans Andreus


 Een waterdrager had twee grote kruiken. Elke kruik hing aan één kant van een juk dat ze over haar schouders droeg. Eén van de kruiken had een barst, de andere kruik was in perfecte staat. De waterdrager haalde water uit een rivier en liep via een lange weg naar het huis van haar meester. Die tweede kruik leverde aan het einde van de lange weg een volle portie water af. De gebarsten kruik was bij aankomst nog maar halfvol. Zo leverde de waterdrager altijd anderhalve kruik water af in het huis van haar meester.

 De goede kruik was bijzonder trots op zijn prestaties omdat hij perfect deed waarvoor hij gemaakt was. Maar de arme gebarsten kruik was beschaamd om zijn gebrek en voelde zich ellendig omdat hij maar de helft kon presteren van wat je van hem mag verwachten. Nadat hij zich twee jaar lang een mislukking had gevoeld, begon hij op een dag bij de rivier tegen de waterdrager te praten.
“Ik ben beschaamd over mezelf en ik wil me bij jou verontschuldigen.”
“Waarom?” vroeg de waterdrager. “Waarom ben je beschaamd?”
“Omdat ik slechts in staat ben geweest om maar een halve portie water af te leveren. Door die barst verlies ik voortdurend water onderweg naar het huis van de meester. Door mijn falen moet jij zo hard werken en krijg je niet het volle loon voor je inspanning”, antwoordde de kruik.
De waterdrager kreeg medelijden met de oude gebarsten kruik; ze wilde hem troosten en zei: “Als we dadelijk teruggaan naar het huis moet je eens goed op die prachtige bloemen letten, aan de kant van de weg”.
En inderdaad: toen ze de heuvel opliepen, zag de gebarsten kruik de prachtige bloemen langs de kant van de weg. Dat bracht hem een beetje troost. Maar aan het einde van de reis voelde hij zich toch weer ongelukkig omdat de helft van het water weer was weggelopen en hij verontschuldigde zich opnieuw bij de waterdrager omdat hij weer gefaald had.
De waterdrager bekeek de kruik en zei: “Heb je dan niet gezien dat er alleen maar bloemen groeien langs jouw kant van de weg en niet langs de kant van de andere kruik? Dat komt omdat ik altijd al wist dat je een beetje lekte en ik heb daar mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemzaadjes geplant aan jouw kant van de weg en elke keer als we terugkwamen van de rivier heb jij ze water gegeven. En zo kan ik telkens prachtige bloemen plukken, en daar de tafel van mijn meester mee versieren. Als jij niet zou zijn, zoals je nu eenmaal bent, zou zijn huis er nooit zo prachtig uitzien.”


Elk mens die hef zich 'm kruus te dragen
 Opzich bennen die kruuzen precies eben groot
 't verschil is; de iene hef der iene van piepschoem
 En de ander die hef 'm van lood
 
 Hier 'n paar huuzen verderop
 Wat is daor wel niet gebeurd?
 Wat die mensen daor met moeten maken
 Zo slim hebben we 't lange nie heurd
 Dan schaam ie joe haost
 Veur joen donkere uren
 Van zuchten vol zölfsneuïgheid
 't Mooiste zol weden as elk
 Van zien last weud bevrijd
 
 Be'j gramieterig van 't prakkezeeern
 Lek 't vaker dan neudig is zwaor
 Kiek dan um joe hen, luster weer
 Naor hoe and're verhaaln bennen gaon
 Dan kan ik mij wel schamen
 Veur de diepste zuchten
 En die schütteldoek slof van de traonen
 Kiek goed um joe hen
 En dan zie weer precies waor a'j staon
Elk mens die hef zich 'm kruus te dragen
 Opzich bennen die kruuzen precies eben groot
 't verschil is; de iene hef der iene van piepschoem
 En de ander die hef 'm van lood
 
 A'j almaol joen krus op 'n bulte zal gooien
 En as dan daorna deur 'n engel zegd weud
 Pak mar weer iene, 't maakt niet uut welken
 Dan zuuk ie uuteindelijk, as 't der op ankomp
 Joen eigen der weer tussenuut
 
 Elk mens die hef zich 'm kruus te dragen
 Opzich bennen die kruuzen precies eben groot
 't verschil is; de iene hef der iene van piepschoem
 En de ander die hef 'm van lood
 En dar lop ie met tot aan de dood
 
 
Daniel Lohues, Elk mens die hef zich 'm kruus te dragen 


Een man liep door zijn tuin en zijn oog viel op een cocon van een vlinder, hangend aan een takje van een boom. Opeens verscheen er een kleine opening in de cocon. De man keek urenlang toe hoe een vlinder moeizaam zijn kleine lichaam uit de cocon probeerde te wurmen. Maar na een poosje gebeurde er niets meer. Het leek erop dat de vlinder al zijn kracht gegeven had om zich uit de cocon te bevrijden, maar dat hij niet bij machte was om verder dan halverwege te komen.

Bezorgd keek de man toe, het idee dat de reis van de vlinder hier zou eindigen maakte hem onrustig. Hij besloot de vlinder een handje te helpen. Hij pakte een schaartje en knipte voorzichtig in de cocon zodat de vlinder zonder verdere worsteling naar buiten kon komen. Inderdaad kwam de vlinder nu met gemak naar buiten. De man keek tevreden  en verwachtingsvol naar de vlinder, die elk moment zijn natte en verfrommelde vleugels uit zou spreiden om weg te vliegen op zijn eerste vlucht. Maar er gebeurde niets. Het lijfje van de vlinder bleef dik en gezwollen en de vleugels bleven verfrommeld. De vlinder moest de rest van zijn leven kruipend doorbrengen met een gezwollen lichaam en verdroogde vleugels. Hij zou nooit kunnen vliegen.



Kikker is kikker

 Ik bof toch maar, zei Kikker, terwijl hij naar zijn spiegelbeeld in het water keek. Ik ben mooi, ik kan zwemmen, ik kan springen als de beste en ik ben helemaal groen! Dat is toevallig ook mijn lievelingskleur. Er is niets mooiers dan een kikker te zijn!
En ik dan? vroeg Eend die hoorde wat kikker zei. Vind je mij niet mooi, ik ben helemaal wit!
Nee, zei Kikker, niks aan, niet eens één streepje groen erin.
 Maar ik kan vliegen en jij niet!
 O ja, zei kikker? Dat heb ik je anders nog nooit zien doen….
 ‘Ah ik ben een beetje lui ‘zei Eend, maar ik kan het wel, kijk maar! Ze naam een aanloopje, begon heftig met haar vleugels te slaan. En ja hoor, plotseling kwam Eend los van de grond en vloog ze sierlijk door de lucht. ‘Fantastisch’ riep Kikker, dat wil ik ook!
 Dat kan niet, zei Eend, want je hebt geen vleugels. En tevreden ging ze naar huis. Toen kikker alleen was, ging hij het toch proberen. Maar wat hij ook deed, vliegen lukte niet. Hij werd verdrietig. Ik ben een kikker van niets dacht hij, ik kan niet eens vliegen. Als ik maar vleugels had!!
 Ineens kreeg hij een briljant idee!!! Na een week werken en knutselen met een oud laken en een touw kon hij zijn eerste proefvlucht maken met zijn zelfgemaakte vleugels. Hij ging naar de heuvel bij de rivier, nam een flinke aanloop en sprong met gespreide armen de lucht in! Daar ging hij! Eventjes zweefde hij boven het landschap als een echte vogel… totdat…. Hij naar beneden stortte… plons… in de rivier. Dat was nog een geluk bij een ongeluk! Kletsnat strompelde hij uit het water, de vleugels waren gescheurd, totaal kapot. Rat stond op de kant.’Kikkers kunnen niet vliegen’, dat weet je toch wel? zei hij. ‘Kun jij vliegen’, vroeg kikker? Nee, natuurlijk niet! Zei rat. Ik heb toch geen vleugels, maar ik kan wel goed timmeren. 
 Kikker dacht ernstig na. Hij zou het varkentje eens vragen. Toen hij daar binnenkwam, haalde Varkentje net een taart uit de oven. Varkentje, kun jij vliegen? Vroeg kikker? Niks voor mij hoor, giechelde Varkentje, ik zou vast luchtziek worden. Wat kun jij dan wel? Vroeg kikker. Ik kan de best taarten bakken van de wereld en ik ben erg mooi, prachtig roze, mijn lievelingskleur. Dat klopte, dat moest Kikker wel toegeven.

Een taart bakken, dat kan ik toch zeker ook wel, dacht Kikker toen hij weer thuis was. Hij gooide alles wat hij vinden kon in een kom en begon te roeren. Daarna deed hij het in een koekenpan en zette die op het vuur. Ziezo, dacht Kikker, dat wordt smullen. Maar na een tijdje begon het vreselijk te roken en te stinken. De boel was helemaal verbrand… Kikker werd steeds ongelukkiger en dacht: dat kan ik ook al niet.

Hij ging naar Haas en vroeg: Haas mag ik een boek van je lenen? Dat mocht natuurlijk en thuis ging Kikker in een makkelijke stoel zitten en sloeg het boek open. De bladzijden stonden vol met rare tekentjes, Kikker begreep er niets van! Dat leer ik nooit dacht hij, ik ben maar een heel gewone, domme kikker. Verdrietig bracht hij het boek terug. En? Vroeg haas, hoe vond je het? Treurig schudde Kikker zijn kop. Haas, ik kan niet lezen, geen taart bakken, ik kan ook niet vliegen of timmeren. Jullie zijn veel knapper dan ik! Ik kan niks, ik ben alleen maar een doodgewone domme groene kikker, snikte hij. 
 Maar kikker! Zei haas, ik kan ook niet vliegen en niet timmeren, geen taart bakken en al helemaal niet zwemmen en springen zoals jij! Omdat ik een haas ben… en jij bent een kikker!  … we houden allemaal veel van je.

Diep in gedachten liep Kikker naar de waterkant en keek in het water. Dit ben ik, dacht hij. Een groene kikker met een gestreepte zwembroek….. ineens voelde hij zich gelukkig en blij! Haas heeft gelijk! Dacht hij. Ik ben een kikker! En ik wil nooit iets anders zijn! Van plezier maakte hij een enorme sprong, zoals alleen een kikker dat kan.



Link naar filmpje van dit verhaal op Youtube.


Lieg alsjeblieft niet tegen me,
Niet over iets groots,
Niet over iets anders.
Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt
Want dat is nog vernietigender
Lieg niet over liefde
Iets wat je voelt of wat je zou willen voelen
Liever word ik bedroefd dan dat je liegt
 Want dat is nog bedroevender
Lieg niet tegen me over gevaar
 Want ik voel toch je angst
 Wat ik gewaar word is waar
 Of ik ken je niet
 En dat is nog gevaarlijker
Lieg niet tegen me over ziekte
 Liever kijk ik die diepte in
 Dan dat ik mij verlies in een van jouw lieve verzinsels
 Want daarmee verlies ik mij dieper
Lieg niet tegen me over sterven
 Want zolang we er nog zijn
 Vind ik dat toegangsloze
 Niet mededelen wat je denkt
Erger en zo veel doder
 Erger en zo veel doder....

Liedje, Herman van Veen

 
Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
Er is een tijd om te baren
en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten
en een tijd om te rooien.
Er is een tijd om te doden
en een tijd om te helen,
een tijd om af te breken
en een tijd om op te bouwen.
Er is een tijd om te huilen
en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen
en een tijd om te dansen.
Er is een tijd om te ontvlammen
en een tijd om te verkillen
een tijd om te omhelzen
en een tijd om af te weren.
Er is een tijd om te zoeken
en een tijd om te verliezen,
een tijd om te bewaren
en een tijd om weg te gooien.
Er is een tijd om te scheuren
en een tijd om te herstellen,
een tijd om te zwijgen
en een tijd om te spreken.
Er is een tijd om lief te hebben
en een tijd om te haten.
Er is een tijd voor oorlog.
en er is een tijd voor vrede.

 

 Prediker 3:1-8